Hoogwatum, deel 4.
Panorama Hoogwatum. Foto: ©Jur Kuipers, april 2022.
Inleiding
Na op 3 juni ter plaatse een onderzoek te hebben ingesteld, concludeert de Gravendienst onder leiding van de kapitein L. Timmermans dat het hier in elk geval geen militairen betreft. De opgedolven skeletdelen worden naar het Gerechtelijk Geneeskundig Laboratorium van de directie politie van het ministerie van justitie, patholoog-anatoom dr. J. Zeldenrust, overgebracht en aldaar gedetermineerd als de stoffelijke resten van vijf menselijke individuen, namelijk vier volwassen personen — drie mannen en één vrouw en één onvolwassene. Over het tijdstip van begraven wordt voorlopig nog geen uitspraak gedaan.
Wat er verder gebeurt Inmiddels gaat hardnekkig het gerucht dat het hier om tijdens de oorlogsjaren vermoorde Joodse Nederlanders zou gaan. De in de bezettingstijd minder vaderlandslievende houding van de familie die op de vindplaats heeft gewoond, heeft dit geruchtmakend vuurtje aangewakkerd. Het justitieel onderzoek brengt echter geen feiten aan het licht die deze vermoedens rechtvaardigen. Toch sijpelt het gerucht door, ook in de dagbladen met als gevolg dat twee leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zich op 23 juni schriftelijk over deze kwestie tot de minister van justitie wenden[1] en ook het Nederlands Auschwitz Comité zich tot de minister richt.
Als een journalist van het geïllustreerde weekblad Panorama[2] op 8 juli bij graverijen op eigen houtje ter plaatse opnieuw een menselijke schedel vindt en deze de politie ter hand stelt, richt de commandant der rijkspolitie in het district Groningen, de dir. off. 3e klas J. H. G. C. Elzinga, zich op 9 juli tot het Biologisch-Archeologisch Instituut der Rijksuniversiteit Groningen met het verzoek de vindplaats te willen inspecteren omdat hij graag de mogelijkheid van een niet recente ouderdom van het gevondene gecontroleerd wenst te zien. Deze inspectie wordt nog dezelfde dag uitgevoerd door dr. W. van Zeist, H. Praamstra en K. Klaassens die daarbij door enkele politiefunctionarissen worden vergezeld.
Het Beppegat bij Hoogwatum. Door de voormalige gemeente Bierum is hier een strandje aangelegd om te genieten van de zon. Foto: ©Jur Kuipers, april 2022.
Situering (Figuur 1). De vindplaats ligt op een wierde aan de voet van de zeedijk aan de zuidzijde van het Beppegat[3]. Deze wierde komt niet voor op de terpenatlas[4] en is evenmin opgevoerd op de lijst van (beschermde) archeologische monumenten in de gemeente Bierum. Het dijklichaam en eventueel de Eems die ter plaatse Bocht van Watum heet, heeft deze oude woonplaats waarschijnlijk voor ca. 2/3 deel opgeslokt. De stafkaart 3H Bierum, verkend in 1959 en uitgegeven in 1961, geeft ter plaatse bebouwing aan die een boerderijtje zal voorstellen dat omstreeks 1963 moet zijn afgebroken.
Onderzoek (Figuur 2-4) Bij eerste controle is reeds gebleken dat waarschijnlijk een laatmiddeleeuws grafveldje is aangesneden. Bij zorgvuldig afschaven van de wanden van de kuil waarin de vijf eerder genoemde geraamten zijn aangetroffen, wordt opnieuw een skeletdeel zichtbaar. De kuil wordt daarop in westelijke richting verdiept, waarbij de beschadigde bovenhelft van een menselijk skelet inclusief schedel wordt blootgelegd. De ligging van het skelet is west(schedel)-oost.
(Figuur 4). De wand van een andere kuil blijkt ongeveer loodrecht een wervelkom te hebben doorsneden. Hierbij zijn na enig schaafwerk nog twee ribben gevonden. Grafkuilen of resten van kisten kunnen niet worden vastgesteld. De grond in de omgeving van de kuil geeft niet de indruk betrekkelijk recent te zijn gestoord. Vlakbij de skeletten worden enkele scherven kogelpottenaardewerk opgeraapt.
Besloten wordt de volgende dag, 10 juli 1969, een klein onderzoek in te stellen waartoe uiterlijk t/m 25 juli nog gelegenheid bestaat. Vanwege de ter plaatse in uitvoering zijnde werkzaamheden ter verhoging en verzwaring van de zeewering, zal na die datum gedurende de bouwvakantie een zandbed worden opgespoten. Het onderzoek start met vier arbeiders die door bemiddeling van de Provinciale Waterstaat van Groningen door het N.V. Aannemingsbedrijf Visser-Werkendam te Werkendam beschikbaar worden gesteld. De technische leiding berust bij H. Praamstra en K. Klaassens, de wetenschappelijke leiding bij dr. W. van Zeist en schrijver dezes, J.W. Boersma†. Voorts werkt aan het onderzoek mee de student P. B. Kooi.
Bij het onderzoek in 1969 voert de B.A.I. de werkzaamheden uit. Slechts één graf is omsloten dor een bakstenen muurtje. De Rijkspolitie volgt het een en ander. Foto: 1969, van een negatief, RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
De opgravingsput die parallel aan de zeedijk wordt uitgezet, is uiteindelijk ongeveer 16 meter lang en 9 meter breed. Er worden twee vlakken gemaakt, waarbij het laatste plaatselijk in twee stroken wordt verdiept. De gegevens uit deze stroken zijn in vlak 1 en 2 verwerkt (fig. 2 en 3). De hoogte van de vlakken varieert van plaatselijk ca. 2.90-2.20 m + N.A.P.
Uit het grote aantal menselijke skeletten en skeletdelen, hun verspreide ligging en uit twee proefsleuven die vondst loos blijken te zijn, mag worden opgemaakt dat de zuidwesthoek van de begraafplaats is aangesneden. Slechts eenmaal worden resten van een doodkist geconstateerd (bij skelet nr. 11.1). De andere zullen volledig zijn vergaan. In enkele gevallen is nog iets bewaard gebleven van rechthoekige bakstenen grafkeldertjes (steenformaat ca. 30 x 14,5 x 8,5 cm) of anderszins rond een graf geplaatste bakstenen. Behalve een achttal subrecente gaten hebben twee kuilen het aspect zeer recentelijk te zijn gespit (activiteiten journalist Panorama?).
Bij verlenging van de opgravingsput in noordwestelijke richting wordt een klein gedeelte van een funderingssleuf voor een stenen gebouw zichtbaar. De onderkant van deze sleuf ligt op 2.20 meter, de bovenkant op ca. 3.50 meter F N.A.P. De vulling is gelaagd (profiel A vak 3 4) (fig. 4). Op deze sleuf ligt een ca. 0.50 m dik pakket baksteenpuin dat ter weerszijden geleidelijk in dikte afneemt en alleen maar afkomstig kan zijn van een daar eens gestaan hebbend stenen kerkgebouw. De enkele paalgaten in vlak 1 zijn relatief jong, in vlak 2 komen zij al niet meer voor. De paalkuil in profiel A vak 6/7 kan een reminiscentie zijn aan de erfscheiding van waarschijnlijk de voormalige boerderij waarvan de bakstenen waterput nog aanwezig is.
Pl. 1. Rechts boven wierde Hoogwatum anno 1727 met daarnaast de toevoeging 'Huys van Haje Mindels wort genoempt Hoogh Waatum'. Uit deze kaart blijkt eveneens dat Claas Bartels — de eerste naam van boven, westelijk van de slaperdijk — zijn land van de provincie huurt. Ook de lokalisering van de naam wijst deze persoon als bewoner van de boerderij Hoogwatum aan (zie noot 10). RAG, blad 72 van de Prov. Atlas).
Meerdere skeletten liggen op elkaar en soms door elkaar als gevolg van begraving telkens op ongeveer dezelfde plaats. Soms worden, waarschijnlijk als gevolg van het rooien van graven, enkel slechts skeletdelen b.v. schedels teruggevonden. Daarom kan een opgave van het aantal opgegraven individuen slechts globaal zijn: ca 120. De oriëntering van de skeletten is steeds west(schedel)-oost en parallel aan de funderingssleuf die, voor zover waarneembaar, niet door graven wordt gesneden.
Profiel B (fig. 4) toont duidelijk dat het hier een wierde betreft. In de vakken 4 en 5, resp. 10 en 13, zijn op ca. 1.50 m + N.A.P. zodenwallen met daartussen mest- en kleilagen te herkennen die resten van huizen met wanden van zoden voorstellen. Niet nader te definiëren kuilen zijn vanaf verschillende niveaus waarneembaar. Het oude oppervlak golft licht (ca. 0.75-1.40 m + N.A.P.) en in de ondergrond tekent zich plaatselijk een eveneens golvend ca. 10 cm dik humeus[5] laagje af (ca. 0.20-0.55 m + N.A.P.).
Mobilia
In de mestlaag van een zodenhuis (profiel B vak I I) ligt een stukje hout (vondstnr. 35) waardoorheen houten pinnen zijn gestoken.
Bij het onderzoek in 1969 voert de B.A.I. de werkzaamheden uit. Slechts één graf is omsloten dor een bakstenen muurtje. De Rijkspolitie volgt het een en ander. Foto: 1969, van een negatief, RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
Identificatie
Niet zo heel lang geleden is iets meer bekend geworden over deze kapel. Uit enige brieven die de officiaal en archidiaken[9] Gerhardus Werninck of Warning, pastoor te Middelstum, in 1568 aan de bisschop van Munster schrijft, en die Formsma[10] in het Staatsarchiv in Münster heeft aangetroffen, blijkt dat de kapel de twistappel is geworden van het Oldenklooster en de kerk van Holwierde, voornamelijk om het bezit van 32 grazen land dat haar behoort. Uit deze correspondentie is voor ons van belang dat van de kapel gezegd wordt dat deze in het kerspel Holwierde bij het voorwerk van het klooster Feldwerd is gelegen wat een nadere verduidelijking vormt van de toevoeging in het registrum van 1559. Verder wordt verhaald dat de kerk die aan Sint Nicolaas gewijd is geweest[11], in een zeer slechte staat verkeert en in letterlijke zin tot een beestenstal is gedegradeerd, terwijl zij er vroeger juist zeer goed heeft uitgezien en met een besloten kerkhof is omringd geweest. Dit met name noemen van het kerkhof komt thans wel zeer gelegen, want het mogen hebben van een begraafplaats is een recht dat een kapel niet automatisch behoort, maar haar apart moet zijn verleend.
In tegenstelling tot deze informatie blijkt Watum volgens de kaart der kerspelgrenzen[12] — overigens ook volgens de rekeningen van de voormalige kloostergoederen wanneer deze kerspelsgewijs gerubriceerd zijn — niet te liggen in het kerspel Holwierde, maar in dat van Bierum, wat toevallig ook betekent in het dekenaat Loppersum en niet in de proosdij Farmsum. De dekenaat/kerspelgrens ligt ongeveer 500 m zuidelijk van de wierde. Op dit verschil tussen beide registra en genoemde kaart, die zoveel mogelijk vervaardigd is naar de kerkelijke grenzen van vóór de invoering van het bisdom Groningen in 1559, zal niet nader worden ingegaan omdat dit hier van secundair belang is.
Voorwerk van klooster Feldwerd
Na enig onderzoek blijkt al snel dat genoemde boerderij inderdaad teruggaat op een voorwerk van het klooster Feldwerd. De kaart van het grondbezit van de voormalige kloosters [13] rekent de boerderij tot het domein van het klooster Feldwerd. De kapel heeft daarentegen op gebied dat tot het Nijenklooster zou behoren gelegen. Uit een kaart van 1727 (pl. 1) en 1738[14] blijkt dat de boerderij eigendom van de provincie is en door Claas Bartels wordt gebruikt. Het Staatboek van Spanheim[15] dat de periode 1632-1719 bestrijkt, noemt deze persoon eveneens als meier zodat de plaats, die ook hier als afkomstig van het klooster Feldwerd staat geregistreerd, met haar diverse huurders gemakkelijk tot 1632 kan worden terug vervolgd. Vanaf dat jaar tot 1595, als de administratie van de voormalige kloostergoederen een aanvang neemt, kan de boerderij in de rekeningen van de voormalige kloosterbezittingen worden teruggelopen[16].
In dit verband is vooral de rekening van het jaar 1595 interessant wegens de bewoordingen waarin deze staat gesteld[17]. In dat jaar wordt namelijk van de meier Pieter Harmens gezegd dat hij woont in 'den behuijsinge daer de susteren plagen te wonen', waaruit mag worden afgeleid dat het hier inderdaad om het voorwerk van het klooster Feldwerd gaat. Wanneer men daarnaast ook bij zijn beschouwingen betrekt de rekeningen van de twee meiers die in de administratie volgen, dan blijkt dat de goederen van het voorwerk in drie gelijke delen zijn verdeeld. De derde pachter, een zekere Coop Wuninck, huurt landerijen die zelfs als 'd andere landen vant voorwarck' worden omschreven. Hiermee is het bewijs dat de huidige boerderij Hoog Watum teruggaat op het voormalige voorwerk van het klooster Feldwerd geleverd en is de identiteit van het gevondene als zijnde de overblijfselen van de kapel van Watum. Deze is immers, zoals boven is gebleken, bij het voorwerk gesitueerd vastgesteld.
Het adjectief ‘Hoog’ bij de plaatsnaam ‘Watum’ heeft uiteraard betrekking op de wierde (pl. l) wat op den duur kennelijk niet meer als zodanig wordt gevoeld, zodat ook de boerderij en zelfs het buurtschap Hoog Watum gaat heten welke naam men thans samengesteld schrijft als Hoogwatum.
Epiloog
|
|||||||||||||
|